Error preventie wil zeggen het (systematisch) voorkomen van fouten. Bij foutenmanagement staan naast de fouten zelf, vooral de gevolgen ervan centraal. De benadering is gericht op het inperken van negatieve gevolgen en het maximaliseren van eventuele positieve gevolgen. In veel gevallen leveren fouten nieuwe informatie. Fouten zijn daarom uitermate geschikt om van te leren. Met name in trainingssituaties is dat cruciaal.
Een training kun je eigenlijk het beste zien als een leeromgeving waarin je bepaalde vaardigheden kunt oefenen, zonder dat –als de vaardigheden nog niet (helemaal) onder de knie zijn—je de gebakken peren die in de echte werksituatie onvermijdelijk zijn, geserveerd krijgt. Denk aan een klimmuur waarop een lastige traverse geoefend kan worden zonder dat een misstap leidt tot een echte val. Een flight simulator waarin een slordigheid van een piloot slechts leidt tot een virtuele crash.
In trainingssituaties kun je je veroorloven fouten te maken. Sterker, er is volop wetenschappelijk bewijs dat fouten in een trainingsfase een grote meerwaarde bieden. Fouten tijdens het aanleren van nieuwe vaardigheden helpen je te snappen hoe iets werkt en wat juist niet werkt. Zo laat het onderzoek van Michael Frese en collega’s naar de effecten van zogenaamde error management training (EMT) zien dat mensen die bij het aanleren van nieuwe vaardigheden aangemoedigd worden daarbij veel fouten te maken, meer leren dan wanneer ze de vaardigheid stap voor stap voorgedaan krijgen en fouten vermeden worden. Na afloop van de training zijn diegenen die onderweg lekker veel fouten hebben mogen maken in de echte werksituatie beter in staat fouten te herkennen en herstellen. En, niet onbelangrijk, ze presteren beter.
In mijn onderwijs pas ik het EMT principe dan ook graag toe: Studenten worden ‘uitgelokt’ fouten te maken bij het ontwikkelen van hun onderzoeksvaardigheden. Bijvoorbeeld met de volgende oefening: Onderzoek of lichaamslengte en basketbalprestaties samenhangen. Een tweetal studenten gebruikt naar keuze rolmaat, waterpas, tape, schaar en meet lichaamslengte van iedereen in de groep. Een ander tweetal gaat gewapend met basketbal het binnenterrein van de VU-campus op en meet basketbalprestaties. Zoals verwacht gaat er veel fout: lichaamslengte wordt met schoenen aan gemeten, en basketbalprestatie vaststellen door drie vrije worpen vanaf de middenstip blijkt bij 30 van de 35 studenten een nul-score op te leveren. Geen enkele samenhang tussen lengte en basketbalprestaties. Klopt het “onderzoek”? Of zijn er (teveel) fouten gemaakt?
Een aanleiding om betrouwbaarheid, validiteit en het belang van variantie in scores nog eens te bespreken. Het belang – en vooral—de point van deze “saaie” stof blijft veel beter hangen.
Er zijn volop consequentieloze trainingsomgevingen beschikbaar of te creëren. Het is geweldig dat deze steeds vaker ingezet worden voor het aanleren van vaardigheden. Helaas wordt daarbij nog veel te vaak alleen getraind op het direct goed uitvoeren van vaardigheden. En worden fouten, ook dan, niet gewaardeerd. Je hoeft niet te kiezen of delen. Kan je een keer je cake hebben en eten …