Een post over ijsbergen en topjes daarvan. Of eigenlijk, over organisatiecultuur. Organisaties met een constructieve foutencultuur scoren 10% beter op economische uitkomstmaten. In ziekenhuizen met een gunstige veiligheidscultuur treden minder medicatiefouten op. Belangrijk dus, maar tegelijk vaag. Om cultuur echt begrijpen, bij de lurven te hebben… hm, let’s try, shall we?
Vele wetenschappers en consultants hebben ‘zich bezig gehouden’ met cultuur. Er zijn verschillende metaforen bedacht; de (rokken van de) ui, de (wortels, stam, takken en bladeren van) de boom, maar persoonlijk vind ik de ijsberg-metafoor het helderst. Van ijsbergen steken de toppen boven het water uit, maar het grootste gedeelte bevindt zich onder water, is niet direct waarneembaar. Zoiets is ook aan de hand met organisatiecultuur. We kunnen waarnemen hoe het er in een andere organisatie dan onze eigen aan toegaat (dress code, open deuren beleid, kantoortuin, gebruik flexplekken, huisstijl, inzet van social media etc.), maar het is een illusie te denken dat we dan ook automatisch de gedachte erachter, en dus de betekenis ervan, goed kunnen duiden. Het direct aankijken van de gesprekspartner is in het ene land, in de ene cultuur, een teken van disrespect, terwijl het in het andere land, andere cultuur, gezien wordt als een teken van interesse.
Toen ik medio jaren 1970 de basisschool, die toen nog lagere school heette, betrad rookte mijn leraar shag. In de klas. Het fascineerde me. Ook sommige docenten op de middelbare school rookten tijdens de lessen. Ze zeiden er wel bij dat wij leerlingen nooit aan roken moesten beginnen. Het was gebruikelijk, en een teken van gastvrijheid, voor gasten (extra) sigaretten in huis te hebben. Bij de Chinees werden bij de koffie, naast mierzoete snoepjes, sigaretten en sigaren als attentie aangeboden. En wie heeft op de kleuterschool géén asbak gekleid voor Vaderdag? Nou waarschijnlijk de lezers die–even een gokje—na 1980 geboren zijn. En, fair enough, de lezers die voor –eh, 1950?– geboren zijn. Die laatsten echter alleen omdat er toen nog niet aan Vaderdag ‘gedaan werd’ (ook dat is cultuur, maar laat ik niet al teveel afdwalen).
Toen ik studeerde mocht weliswaar niet in de collegezaal gerookt worden, maar hingen, verankerd in de muur, in alle gangen asbakken, zodat er bij het kopje koffie een sigaret opgestoken kon worden. Of nou ja, zodat men zich op de daarvoor bestemde plek van de opgerookte peuk kon ontdoen. Want dàt er gerookt werd stond niet ter discussie. Hoewel, toen toch al wel een beetje.
De afgelopen tien, vijftien jaar is het hard gegaan. In een volgende post ga ik wat meer in op het effect van wetenschappelijke inzichten, beleid, campagnes en ver-en geboden. Maar eerst het huidige rookgedrag en gedachten daaromtrent.
Zevenenvijftig lezers hebben de poll ingevuld. De jongste 23 de oudste 69. De gemiddelde leeftijd is 42 en de helft is 41 of jonger. Van de zevenenvijftig zijn negen rokers (wat lager dan het landelijk gemiddelde), drieëntwintig hebben nooit gerookt, en er zijn vijfentwintig voormalig rokers. Van die laatste groep is de helft (net) voor, en de andere helft (net) na het nieuwe millennium gestopt. Al met al een niet onaardige steekproef, in ieder geval voor het huidige doel.
Gevraagd naar hoe tegen rokers aangekeken wordt vindt men de kwalificatie ‘sukkels’ net wat te ver gaan, maar ‘slap’, ‘ongedisciplineerd,’, ‘asociaal’, ‘dom’, en —met stip op één—‘struisvogels’ lijken het sentiment goed te vatten. (Voormalige) rokers zijn wat minder negatief dan niet-rokers, maar het enige, ‘echte’, of zoals wetenschappers het zeggen, statistisch significante verschil geldt de mate waarin ze roken asociaal vinden. Samenvattend, er wordt niet al te positief tegen rokers aangekeken.
Dat lijkt geen groot nieuws, maar is het in feite wel. In de jaren 1960 was roken stoer, gezellig, relaxed, sophisticated. De veelgeprezen serie Mad Men laat een realistisch tijdsbeeld zien. Een tijd waarin het niet vreemd werd gevonden dat een arts een patiënt vroeg zich uit te kleden, terwijl hij (nee, toen was er nog niet erg veel hij/zij) ondertussen een sigaret opstak. Ik hoef er niet aan toe te voegen dat dat nu ondenkbaar is. Omdat het zo overduidelijk ondenkbaar is. En juist dat is het meest fascinerende van (organisatie)cultuur. In een volgende post meer over het hoe, wat, en waarom van (on)geaccepteerd gedrag, en de (veranderende) gedachten daarover. Want dat is de essentie van organisatiecultuur.